Toch nog een spiritueel leven. Flashbacks op mijn levenslijn.
Het moet 1959 geweest zijn dat ik in het seminarie in Uden arriveer, thuis geronseld door pater Ton Lafeber bij een kopje koffie en mooie verhalen. Ik hou van rondzwerven in de weilanden, de polders aan de rand van Overschie. Wij wonen in de eerste prefab betonnen flats van na de oorlog. Er staan verlaten en vervallen dijkhuisjes langs de Schie, ons speelterrein. Wat moet ik in hemelsnaam in Uden? Een spiritueel leven?
Ik voel me eenzaam tussen die horde jongens, hun pubertijd strak onder controle gehouden door een merkwaardige verzameling Kruisheren. Ik kan best mee met pesten van de geschiedenisleraar, doorzoeken van de kelders, voetballen op het veldje achter de cour. Dat zijn de afleidende momenten.
Ik herinner me een woensdagmiddag in de Bedafse Bergen. Een nogal dikke jongen laat vol trots zien hoe groot zijn pik is. Ik mag hem ook vasthouden. Ik ren zo hard mogelijk met de schrik in mijn benen.
September 1962 begint voor mij de vierde klas. Een opvallend groot aantal jongens zijn niet teruggekomen van de zomervakantie. Ik voel me nog vreemder dan daarvoor. Later hoor ik dat zij weggestuurd zijn van wege -laat ik het maar noemen – dikke jongen handelingen.
Na de kerstvakantie van dat jaar zit mijn vader ineens in dat spreekkamertje naast de hoofdingang. Ik kan mijn boeltje pakken. Hij neemt mij mee naar huis. Ik stomverbaasd, bijna verslagen. Hij vindt dat ik niet genoeg gemotiveerd meer ben om priester te worden. Dat tekent wel mijn vader, misschien wel veel vaders uit die tijd: mijn wil staat achter de deur. Uiteindelijk blijkt het een financiële kwestie. Heeroom Frans betaalde kost en inwoning van het seminarie maar is overleden.
Een week later zit ik op het St. Franciscus College in Rotterdam. Dat wordt een fiasco. Het sluit totaal niet aan op het seminarie, niet met de leerstof en niet met de cultuur. In 5B geef ik er de brui aan. Ik zit liever in de kroeg dan in de klas en word weggestuurd. Pa en ma in paniek!
Mijn vader regelt een baantje in een grote drukkerijfabriek. Krullenjongen in tweeploegendienst. ’s Ochtends om 5 uur op de fiets van Overschie naar Rotterdam-Zuid. Of ’s avonds laat nog even de kroeg in onderweg. Ik kan een interne opleiding krijgen om manager te worden. Maar na een psychologische test lijkt het -weer mijn vader- beter dat ik naar de Grafische School in Utrecht ga.
Dat is een schot in de roos, een fantastische tijd. Niet zozeer de druktechnische vakken boeien me maar grafische vormgeving, fotografie van Ata Kando en kunst. Ik ben dikwijls in de galerie van Armando en Wim Schippers te vinden in de Neudeflat. We zijn als klas een hechte vriendenclub met welgeteld één vrouw. 50 jaar later hebben we een reünie bij haar thuis. Het is alsof al die jaren er niet tussen hebben gezeten.
In het tweede jaar daar overlijdt mijn vader aan een hartaanval. Ik ben al met de trein naar school en kan direct weer terug. De uren en dagen daarna zal ik niet gauw vergeten. Niemand is bedroefd, mijn moeder niet, mijn 3 broers en zus niet en ik, de oudste, ook niet. Integendeel, we zijn opgelucht. Jaren spanning vallen ineens van ons af.
Mijn leven loopt uit de rails. Ik trouw met een veel te lieve vriendin, een excuus om uit huis te gaan, om vijf jaar later te scheiden. Ik schrijf me in voor de Sociale Academie in Rotterdam, zet de boel daar op stelten en verbrand met een vlammend protest mijn diploma tijdens de uitreiking.
De slechte verhouding met mijn vader heeft me een heftig autoriteitsprobleem bezorgd. Ik kan geen ‘baas’ verdragen, dus uit angst word ik noodgedwongen ZZP’er. Ik rol van het ene bed in het andere en van de ene opdracht in de andere, afgewisseld met uitzendbureaus en bijstand. Een bizarre tijd met duistere kanten.
Daar komt abrupt een eind aan in 1982. Ik schrijf regelmatig artikelen voor een new-age blad, dit keer over stervensbegeleiding. Dat brengt me bij Sogyal Rinpoche, een Tibetaanse leraar. Hij geeft een week lang cursus over het Tibetaans Dodenboek. In de zomer ga ik naar zijn retraite in Zuid-Frankrijk, drie weken.
Op de terugweg wip ik nog even aan bij een andere Tibetaan, lama Gendung Rinpoche. Daar gebeurt het. In de begroeting vlieg ik uit mijn lijf, buitel rond in de verre ruimte en glij terug. Mijn leven staat weer op de rails.
Terug in Nederland krijg ik een groot huis aangeboden, Anne-Marie, met wie ik sindsdien getrouwd ben, wordt letterlijk op mijn pad gestuurd, we krijgen twee kinderen en beginnen met veel succes een therapiepraktijk.
In 1988 halen we het in ons hoofd om naar Frankrijk te gaan. Het idee is om een bestaand centrum te laten uitgroeien tot een internationaal spiritueel centrum. Dat mislukt dramatisch. Een dik jaar later zijn we weer terug, totaal berooid. Je leert dan wel je echte vrienden kennen. En ik mijn eigen hoogmoed.
Vrienden helpen mij om mijn weg te vinden in het bedrijfsleven. Ik volg opleidingen voor supervisor, coach en organisatieadviseur. Ik werk voor belastingdienst, politie, douane, gemeenten, zorginstellingen en kleine ondernemingen. In 1999 word ik gevraagd om ondernemingsraden te trainen en te adviseren. Dat doe ik tot de subsidies daarvoor wegvallen en het werk snel opdroogt. Maar dan word ik 65 met de maandelijkse aow.
We wonen na Frankrijk lang in Zutphen. Hannah en David groeien daar op tot ze naar de universiteit gaan. Hannah is inmiddels hoogleraar in Wageningen. David haalt zijn Phd in Grenoble, gevolgd door drie jaar postdoc kwantummechanica in Kopenhagen en is nu in Fermilab, Chicago, aan het werk. Ik ben een trotse vader.
Als ZZP’er werk je en werk je, 24 uur per dag. Veel tijd voor hobby’s is er niet of heb ik mij niet gegund. Twee dingen wel. Ik ben in Zutphen altijd lid geweest van de commissie ontwikkelingssamenwerking van de gemeente, waarvan 4 jaar voorzitter. Veel heb ik daar geleerd over ontwikkeling en financiering van projecten in arme landen. Dat werk heeft echt mij hart.
Sinds de ontmoeting met Sogyal Rinpoche heb ik mij verbonden met het boeddhisme. Dat zegt niet zoveel want bestaat uit een bonte verzameling scholen en richtingen. Ik voel me het meeste thuis bij Dzogchen, wat ik gemakshalve maar de Tibetaanse variant van Zen noem. Die verbondenheid bestaat uit mediteren, studeren en meditatielessen geven, online en offline. Daarvoor heb ik mijn website, You-Tube, Substack en Facebook. Ik kan daar voorlopig nog wel even mee vooruit.
Ik woon sinds 2012 met Anne-Marie in Doorwerth, met bossen en uiterwaarden om de hoek. Nu maak ik wél tijd om te wandelen en te genieten van de prachtige natuur om ons heen. Een paar middagen per week kijken we om naar de kleinkinderen, wat absoluut een genot is. Een gelukkig leven.
Geef een reactie